In 't noorden van ons eiland.

1.
In 't noorden van ons eiland daar woont een ouwe man
een minnaar van de vrouwtjes.
Hij kon er zo menig an.
Reeds al vier,
reeds al vier zag hij van zich heen gaan hier
en hoewel al stram en stijf
trouwde hij met nummer vijf.
2.
Toen deze lag te sterven
Sprak zij hem aldus aan
'Och Kees, wil mij beloven
Dat je niet weer zult trouwen gaan?'
'En och vrouw, en och vrouw,
Die belofte doe ik jou:
Al word ik ook honderd jaren oud
Ik zal blijven ongetrouwd'.
3.
Nauw was een maand verstreken
Of Kees die had berouw
Hij zei:' 'k Verd... 't wel lekker
En neem maar weer een vrouw
't Is te koud, 't is te koud
Langer te blijven ongetrouwd
't is me 's nachts te kil in bed
En ik hou veel meer van pret'.
4.
Zijn buurman Jan die het hoorde
Die zei: 'Wel Kees wat nou?
Durf jij het nog eens te wagen
Om te nemen een jonge vrouw?'
'Ja ik scheur, ja ik scheur,
Liever m'n broek aan de kakstoeldeur
Dan dat ik m'n levenstijd
Met een oud wijf in bed verslijt.'
5.
Hier zie je hoe Kees gaat trouwen
Met een meisje van achttien jaar
Wat zal 't dat kind berouwen
Doch de liefde is blind zowaar
't Werd ook tijd, werd ook tijd
Want ze was flink uitgedijd
En voor wieg en luiergerei
Moesten ze zorgen allebei.
6.
Zie hem hier huiswaarts keren
De vrouw bestuurt het paard
Want Kees had zo gepimpeld
Dat hij was geen oortje waard
Wat een begin, wat een begin
Jongen, Kees, wat zet je 't mooi in
Is dat nou een manier van doen
Kun je niet houden je fatsoen?
7.
Bij Pieter Reij gekomen
Rolt Keesoom van de kar
Vlak bij de hagebomen
In de modder, o zo bar
Zag hij eruit, zag hij eruit
En z'n arme jonge bruid
Stond te huilen op het pad
Omdat manlief was zo zat.
8.
Hier zie je Kees aan 't wiegen
Zijn vrouw ligt in het bed
Hij dreunt het hoogste liedje
En naar het schijnt heeft hij nog pret
Maar ojé, maar ojé
Ledig is de portemonnee
En de winter voor de deur
Dat is lang geen rozegeur.
9.
Hier zie je het vrouwtje lopen
Met emmers zonder hoep
Geen geld meer om te kopen
Gaat ze naar Den Burg om soep
Wat een ellend, wat een ellend
Heeft ze bij die oude vent
Was ze gebleven een jonge maagd
Niets van dit al had haar geplaagd.
10.
't Gaat zo vaak in dit leven
komt armoe de voordeur in
De liefde vliegt door het venster
En in 't kijven krijgt men zin
Zoo ook hier, zoo ook hier
uitgedoofd is 't minnefier
En tot einde en besluit
Schelden ze elkander uit.
11.
Dus meisjes, laat je raden
Neem nooit een weduwnaar
't Zijn afgeleefde stakkers
Die je brengen in gevaar
Maar neem dan, maar neem dan
Liever toch een jonge man
Want dat is toch wel zo aardig
En het zit er beter an.
Oftewel de lotgevallen van Cornelis (Kees) de Ridder, ongetwijfeld het bekendste volkslied op Texel.
Het vertelt het verhaal van de zesde bruiloft van de hoofdpersoon.
Kees de Ridder, geboren in 1812 te Jaarsveld, had al vier echtgenotes overleefd, toen hij zich aan het vijfde huwelijk waagde.
Ook Naantje Abbenes (zijn vijfde echtgenote) ging hem voor in het graf en daarmee was de weg vrij voor de bekende en bezongen nummer zes.
De jeugdige bruid, Aaltje Schaap, heeft haar echtgenoot- tot zijn laatste dagen landarbeider- een flink aantal jaren overleefd.
Het lied staat in het boekje: "Er was eens een Herderinnetje" oude volksliedjes door de eeuwen heen van W.J. Kikkert.
Het doek (zie foto) werd gebruikt bij bruiloften en partijen om mee te zingen met het lied.
Het doek is te vinden in de oudheidskamer op Texel.
Het museum ligt in Den Burg op de hoek van de Stenenplaats .
Voetnoot bij couplet nr. 9;
“Het vrouwtje gaat na de Burg om soep” met emmers.
In die tijd was men begonnen met het uitdelen van voedsel aan de allerarmsten, uiteraard alleen in de winter bij strenge vorst. De kosten daarvan moesten worden opgebracht door de beter ‘gesitueerden’, die daar niet allemaal even veel zin in hadden. Daarom gingen de collectanten met een intekenlijst langs de deuren.
Later kwam er een gaarkeuken in de Waalderstraat waar soep werd gekookt, maar die soep werd niet met emmers tegelijk weggegeven, eerder met pannetjes.
Maak jouw eigen website met JouwWeb