Een Oudejaars verhaal 1944; rode kool met kaantjes.
Omdat een Engelse bommenwerper in het begin van de oorlog ons huis als landingsbaan had uitgezocht, waren we gedwongen te verhuizen van de buitenkant van Haarlem naar de binnenstad. We kwamen terecht in de Witte Herenstraat, een smal straatje tussen de Gedempte Oude Gracht en de Zijlvaart.
Ondanks zijn geringe lengte was het straatje in drie zone ’s verdeeld. Er waren geen verschillen in rijkdom; we waren allemaal even arm, maar in sociale achtergrond. De kinderen van het eerste gedeelte waar wij woonden, hadden maar weinig contact met die uit de rest van de straat. We bewoonden een klein benedenhuis. Keuken, huiskamer, alkoof, slaapkamer en dat was het. Wel hadden we een grote achtertuin. De kinderen waar we het meest mee speelden, woonden in de Magdalenastraat. Hun vader had een timmerwerkplaats . Schuin tegen over ons was een hofje, met in het midden een perenboom. Waarvan de peren nooit de kans kregen om te rijpen, omdat we ze er dan al af gepikt hadden. Het straatje is nu mooi gerenoveerd en het hofje is er ook nog steeds.
Op de hoek van de straat woonde een Duitse mevrouw die met een Hollandse man was getrouwd. Ze had een zoontje waar we weinig contact mee hadden. De eerste jaren van de oorlog was er nog weinig van tekorten te merken, we waren arm maar dat waren we zonder oorlog ook geweest. In ‘44 van de vorige eeuw (ja, ja ) veranderde dat; er kwamen steeds meer tekorten en naarmate het jaar vorderde werden die steeds nijpender. Dat gold voor een ieder; geen eten, geen brandstof. Voor een enkeling ging het iets beter, zo ook voor de mevrouw op de hoek. Haar man reed op een grote vrachtwagen en wist nog weleens aan eten te komen, nauwelijks genoeg voor hun zelf, maar toch. Zij schilde de aardappelen wat dikker en de schillen kregen wij. Waar mijn moeder dan weer wat lekkers van brouwde want bij ons viel er niets te schillen. Die vrachtwagen van haar man was ook een heel apart gevaarte omdat er nergens meer benzine te koop was, reden die auto’s op gas van hout of kolen, daarvoor hadden ze achter de cabine een grote zwarte ketel waar dat hele proces in plaats vond.
In de Magdalena straat stond een huis leeg, dat op zekere dag helemaal vol gestouwd werd met turf. Het werd echter razendsnel weer leeg geplunderd. Mijn moeder was wat teleurgesteld dat ik daar te laat bij was. Ik heb daarna erg mijn best gedaan het huis van elke splinter hout te ontdoen samen met andere gegadigden. Maar wat ik me nu pas realiseer is, dat die brandstof voor die vrachtwagen was.
Het jaar liep naar het einde en het zag er slecht voor ons uit. Toen kreeg ons gezin; moeder, Giny en ik een uitnodiging om bij de “Duitse familie” oud en nieuw te gaan vieren met een gezamenlijke maaltijd verzorgd door haar. En daar zaten we dan, met hun familie aan een grote tafel. Het was een feestmenu; stamppot rode kool met kaantjes. Wat vond ik het lekker en er was genoeg, ik bleef opscheppen ondanks de waarschuwingen. Toen ging het mis ik moest op een holletje van tafel en daar ging het lekkere eten.
Maak jouw eigen website met JouwWeb