Kampeer verhaal.

Met z’n tweeën naar Texel, zomer 1950.

Een stukje informatie vooraf.

Voor 30 gulden had ik een legertentje gekocht met een los grondzeil.

Mijn moeder had de zijkanten verhoogd, door daar wit canvas aan vast te naaien zodat we er rechtop in zitten konden. Ik had 9 vakantie dagen en zou gaan kamperen op Texel. Hieronder het verslag dat ik toen gemaakt heb.

 

 

De tocht naar den Helder verliep niet erg voorspoedig. Bij Castricum weigerde Bert (Bert van Amerongen) z’n fiets om ook nog maar een meter verder te rijden, het achterwiel zat volkomen vast. Na veel wrikken kwam er weer beweging in. We stapten op en vervolgden onze koers. Halverwege kreeg Bert een lekke band, we zijn toen maar meteen gaan eten. We sneden een half brood doormidden, boter en beleg erop en klaar.
We haalden de boot van half drie nog net. Na 3 kwartier waren we aan de overkant.
We reden snel door naar de plaats van bestemming, met de kaart en wat vragen waren we er al snel. Op het kampeerterrein snel de tent opgezet en hup, boodschappen doen. Bert bij mij achterop en zo is het de hele week gebleven. Bert, wanneer we bij de tent waren aan z’n fiets prutsen en als we weggingen bij mij achterop.

Onze maaltijden bestonden voornamelijk uit brood en karnemelkspap. Een keer hebben we bruine bonen gegeten. Op een nacht begon het te regenen en daar werden we wakker van, we hebben toen het driepits oliestel aangestoken en de bruine bonen opgezet. Toen we morgens wakker werden waren de bonen gaar.
We hebben ook nog een keer bijna aan nachtelijk zwemmen gedaan. We werden wakker van een vreselijke plensbui, ik voelde met mijn hand onder het grondzeil en plons, plons, er stond water onder.  Ik heb toen de kanten wat omgeslagen en ben weer gaan slapen, op hoop van zegen. Zin om in de regen kuiltjes te gaan spitten had ik niet. Gelukkig hield het snel op, de volgende morgen scheen het zonnetje.

Overdag gingen we naar het strand om te zwemmen en te luieren, ‘savonds gingen we fietsen, we reden meestal naar den Burg. Op de terugweg reden we vaak verkeerd (de wegen waren stikdonker) we merkten dat niet eerder voordat we in den Koog waren.
Op een avond zijn we doorgereden naar Cocksdorp, hier hebben we een sigaretje gerookt en besloten om naar de punt van het eiland te rijden. Dat een eiland vele punten kent en je tenslotte weer op je uitgangspunt uitkomt daar kwamen we laat achter. Dit ging prachtig, Bert bij mij achterop. Eerst links van de dijk, toen rechts van de dijk, Bert kreeg de rillingen achterop. Hij is toen maar gaan fietsen.
We reden op een paadje van 20 cm. breed vol kuilen en stenen, links de zee, rechts de dijk, soms links een moeras. Allerhande vogels vlogen verschrikt op, meeuwen krijsten en schreeuwden boven ons hoofd en de zee ruiste of hij met alle geweld over ons heen wou. Ondanks alles was het wel aardig.

Toen we na 20 minuten rijden, steeds nieuwe punten in zee zagen en we 10 minuten terug al een bordje ‘verboden toegang’ gepasseerd waren, zijn we teruggegaan.
Bert had het wel, het vuurtorenlicht verblinde hem telkens weer, net als hij weer aan de duisternis gewend was, kwam de lichtstraal hem opnieuw plagen. Als ik van de fiets afsprong en niet uitkeek, zo de zee of op andere plaatsen het moeras in sprong.
Bert fietste slechts bij uitzondering op het pad. We zijn nog een keer gevallen, gelukkig vielen we de kant van de dijk op. We zijn heelhuids op de weg gekomen.

We kregen nog even een schrik toen mijn fiets een paar keer doortrapte maar daar bleef het gelukkig bij. Ik fietsen en Bert achterop, zo werd ik tenminste weer wat warmer en legden we snel de 30 km naar het kamp af.
In het kamp gekomen, snel de tent in, eerst nog een stuk worst en daarna slapen.
Hoe laat we aan kwamen en weer wakker werden, is ons onbekend daar Bert zijn horloge stil bleef staan toen we op Texel aan kwamen en weer liep toen we naar huis gingen. Op een middag zijn we lopend naar Oudeschild gegaan, d.w.z. even buiten den Burg een lift op paard en wagen en op de terug weg een vrachtwagen.
Zondag vroeg op, we hadden net alles ingepakt en toen begon het te gieten.
Al pompend haalden we nog net de boot.
Bert had weer eens een lekke band.
We waren om 1uur in den Helder en om 8 uur weer thuis …platzak.